Zona de identificação
Código de referência
Título
Data(s)
- 1661-1773 (Produção)
Nível de descrição
Fundos
Dimensão e suporte
3 nummers en 2 oorkonden
Zona do contexto
Nome do produtor
História administrativa
Entidade detentora
História do arquivo
De Jezuïetenorde ( Sociëteit van Jesus ) werd in 1534 te Parijs gesticht door Ignatius van Loyola (1), samen met enkele vrienden waaronder Franciscus Xaverius.
Er is een lange weg afgelegd eer de ingrijpende geestelijke ervaringen van Ignatius de vorm kregen van een religieuze gemeenschap.
De Jezuïeten braken met alle kloostertradities, zoals religieuze kleding, koorgebed en boetepraktijken.
Overal in de wereld hebben ze gewerkt. En waar ze ook kwamen, brachten ze het terrein in kaart, bestudeerden ze de taal en verdiepten ze zich in godsdienst en cultuur. Ze speelden ook een belangrijke rol bij de Contrareformatie.
De Jezuïeten hechtten veel belang aan een doorgedreven geestelijke en intellectuele vorming, aan een centraal gezag en een bijzondere trouw aan de Paus van Rome.
Als jongste in de ordestichtingen ontstonden er veel wrijvingen en spanningen met oudere orden. Zij werden niet als echte religieuzen beschouwd maar als indringers en verwaanden.
In de volksmond golden de Jezuïeten als samenzweerders.
In 1632 werd Maastricht ingenomen door de Staten-Generaal ( Protestants).
Verdacht van medeplichtigheid aan de moord op burgemeester Laruelle zochten ze een toevlucht in Tongeren ( Prinsbisdom Luik ) in 1639, nadat ze in 1638 uit Maastricht werden verjaagd.
Immers, in 1638 werd Pater Vinck ( minderbroeder ) te Maastricht beschuldigd van verraad ten voordele van de “ Spanjolen “ en onthoofd.
Drie Jezuïeten, n.l. de rector Joannes Bodden, pater Gerard Pasmans en broeder Philip Nottin, ondergingen hetzelfde lot. De Staten-Generaal beslisten in 1639 dat de kloosterorden, waarvan leden voor verraad waren veroordeeld, de stad dienden te verlaten. Op 24 juli 1639 moesten de Jezuïeten en de Minderbroeders weg uit Maastricht.
Na een tussenverblijf te ’s Gravenvoeren zullen de Jezuïeten zich vestigen in de Kielenstraat ( oorspronkelijk Kiedel of Keydelstraat, naar Willem Kidels ) en hun kloostergebouwen uitbreiden in de loop der jaren.
Dit klooster, afhankelijk van het klooster te Maastricht, werd in 1650 tot prioraat verheven. Toen de Jezuïeten in 1673 terugkeerden naar Maastricht, behielden zij toch hun Tongerse Residentie.
Nochtans hadden de Jezuïeten in 1664 aan de Stadsmagistraat gevraagd om zich blijvend te mogen vestigen. Dit werd gunstig geadviseerd door de overheid na overleg met de ambachten.
Wel was er tegenkanting van de brouwers en de lakenmakers.
De lakenmakers brachten in dat de stad reeds genoeg was belast met dergelijke personen.
Ook de beenhouwers maakten voorbehoud. De Jezuïeten moesten de andere ordes gerust laten en vooral de minderbroeders ( cfr. een incident in de collegiale kerk tussen de Jezuïeten en de Minderbroeders in 1654 ).
Om een blijvende vestiging te bekomen, moesten de Jezuïeten echter gratis onderwijs verstrekken en burgers, aangetast door besmettelijke ziekten, op verzoek van de Stadsmagistraat verzorgen ( zorg voor de pestlijders is één van de basistaken bij hun stichting ).
De Jezuïeten kregen echter weinig voet aan de grond en nadat ze in 1673 waren teruggekeerd naar Maastricht, kreeg hun residentie een beperkte bezetting. Zij zal verder dienstdoen als rusthuis.
Een opmerkelijk figuur, die vanaf januari 1652 tot aan zijn dood op 4 september 1653 aan het hoofd stond van de Tongerse Residentie, was de West-Vlaamse Jezuïet Sidonius de Hosshe (Hosschius), schrijver van o.m. een werk over Sint-Servaas. Hosschius kreeg in zijn geboorteplaats Merkem in 1844 een gedenkteken als beoefenaar der Latijnse poëzie en elegiedichter.
Dit gedenkteken werd in WO.I vrijwel volledig verwoest en het voetstuk lag jaren te verkommeren tegen de kerkmuur, tot de gemeente het schonk aan het Ijzerbedevaartcomité. Het werd overgebracht naar de crypte bij de graven van de Ijzerhelden met als opschrift de tragische noodkreet van de Vlaamse frontsoldaten :
“ Hier ons bloed! Wanneer ons Recht? “
De Jezuïeten hadden in de hoogste kringen niet alleen vele vrienden, ze maakten er ook vele vijanden. Hun vrienden in de laagste kringen konden niet helpen. Na opheffing in 1767 van de Jezuïetenorde in Spanje, Parma en Frankrijk met als gevolg gevangenzetting, deportaties, zelfs uitmoording ,was men ook in de Verenigde Provincies in 1767 ervan overtuigd dat de brave paters ( benits pères ) weldra zouden ophoepelen.
Door de hoogste gezagdragers in het land werd reeds einde mei 1767 hun aandeel in een kostbare buit besproken.
In 1773 bezweek dan ook Paus Clemens XIV, onder zware druk van Europese vorsten, om de orde der Jezuïeten op te heffen .
Alle paters en broeders verdwenen achter slot en grendel en op hun goederen werd door de staat beslag gelegd. Hun bibliotheken werden geplunderd en kostbare schilderijen werden ontvreemd. Ook greep een veiling plaats van kerkgewaden, zilverwerk en linnengoed uit kerken en sacristieën. Vele boeken kwamen in bezit van buitenlandse bibliotheken.
Te Tongeren werden hun goederen verkocht aan de Engelse Karmelieten en de Tongerse Jezuïeten verlieten hun residentie op 10 september 1773.
De orde van de karmelieten ( Ordo Carmelitarum ) is een Rooms-katholieke bedelorde.
Voor hun onderhoud zijn ze afhankelijk van eigen arbeid en van aalmoezen.
De orde is ontstaan tijdens de kruistochten op de berg Karmel bij de havenplaats Haifa in Israël, uit een op de berg gevestigde groep eremieten, die in navolging van de profeet Elia een aan God toegewijd leven leidden.
De leefregel van de karmelieten werd in de 12de eeuw vastgelegd door Albert Avogado. Naast de belangrijkste leefregels van armoede en handenarbeid is zeer karakteristiek dat ze groot belang hechtten aan het in stilte uitgevoerde gebed.
Omstreeks 1240 begonnen ze onder het dreigend gevaar van de Saracenen de berg Karmel te verlaten en naar Europa uit te wijken.
De 14de eeuw is de Gouden Eeuw voor de orde. Er worden veel nieuwe kloosters gesticht en er wordt ook veel aandacht besteed aan de intellectuele vorming van de leden.
Op het einde van deze eeuw ontstaan vele misbruiken en is men dringend aan hervorming toe. De meest effectieve hervorming komt tot stand onder Theresia van Avila (Theresia van Jezus). Ze voerde het strenge observantisme in (strengere naleving van de kloosterregel). De basis ervan zijn armoede, gebed en afzondering. Zij trad op 20-jarige leeftijd binnen bij de karmelietessen van Avila.
De ongeschoeide karmelieten (Ordo Carmelitarum Discalceatorum ) scheidden zich midden 16de eeuw af van de oude observantie. Een eerste klooster van deze orde zou ontstaan zijn omstreeks 1568.
De Engelse ongeschoeide karmelieten vestigen zich in 1675 in de Kielenstraat. Zij verblijven er slechts kort.
Wanneer de Jezuïeten in 1773 Tongeren verlaten, kopen zij het klooster .
Meer nog dan de Jezuïeten worden de ongeschoeide karmelieten geconfronteerd met het Tongerse gevoel van verzadiging van kloosters. Het advies van de ambachten is uitgesproken negatief.
Uiteindelijk zal de prins-bisschop Frans-Karel de Velbrück in januari 1778 de knoop doorhakken. Zij komen onder zijn bevoegdheid maar mogen buiten het voormalige Jezuïetenklooster en één bunder grond geen andere bezittingen in het prinsbisdom hebben of verwerven.
Het doel van het klooster is oudere monniken van de Engelse missie een onderkomen te geven.
Net als voor de andere kloosterorden is de Franse Revolutie een dieptepunt in hun geschiedenis en worden ze in 1793 opgeheven.
De karmelieten weken bij de komst van de Fransen uit naar Engeland en hun klooster werd verkocht aan de Dhr. Libotton, die het doorverkocht aan Dhr. Van der Meer. Die liet de kerk afbreken en verkocht de resterende goederen aan een genaamde Moens.
Op 21 november 1794 moet op bevel van de stadscommandant de inboedel van het klooster ten stadhuize gedeponeerd worden.
FRÈRE, M. De Jesuïeten te Tongeren (1639-1773), in : Limburg, 48, 1969, p. 30-34.