Identity area
Reference code
Title
Date(s)
- 1640-1797 (Creation)
Level of description
Fonds
Extent and medium
8 nummers
Context area
Name of creator
Administrative history
Repository
Archival history
De orde van de zusters van het Heilig Graf ontsproot aan de kerkelijke vernieuwingsbeweging van de elfde en twaalfde eeuw. Deze is bekend onder de naam Gregoriaanse Hervorming, de betrachting om te gaan leven zoals de eerste christengemeente, toen allen één waren van hart en ziel.
In Palestina drong deze hervorming voornamelijk door bij de Kruisvaarders. Toen in 1099 Godfried van Bouillon Jeruzalem innam, stelde hij twintig priesters aan om de Heilig Grafkerk te bedienen. Vanuit hun ontstaan zijn de kanunniken aan het Heilig Graf gebonden.
Zo verspreidde vanuit Jeruzalem de orde zich over heel Europa.
De vrouwelijke tak kende een merkwaardige bloei in de zestiende en zeventiende eeuw.
Zoals de kanunniken zongen zij ook het koorgebed en leefden in de geest van die tijd in gebed en versterving, maar ook in dienst van de naaste, meestal door middel van onderwijs en opvoeding.
Daar hun leven zich dag en nacht in het koor voltrok, moesten ze worden bijgestaan door conversen of lekenzusters die de dagelijkse taken overnamen.
Het aantal lekenzusters bedroeg gewoonlijk het vijfde of zesde deel van de koorzusters.
In 1640 werden te Tongeren in het kader van de katholieke Contrareformatie twee vrouwenkloosters gesticht, namelijk dat van de Celestienen of Hemelingen en dat van de Sepulchrienen of Bonnefanten (in Tongeren ook wel een Bollefanten genoemd).
De naam Bonnefanten zou komen van één van de drie kloosters te Luik dat de naam droeg van “St-Elisabeth des Bons-Enfants”.
Het klooster te Tongeren werd, met toestemming van de prinsbisschop, begonnen met vier zusters van Mont-Calvaire te Luik.
Na enige tijd een voorlopig huis bewoond te hebben, vestigden ze zich op 2 mei 1640 in het zuiden van de stad langs de Jeker, waarschijnlijk in het hoekhuis van de Corversstraat dat ze op 6 juni aankochten.
Nog in de loop van hetzelfde jaar kochten ze ook het aangrenzende huis dat was gelegen op de hoek van de Wijngaardstraat.
Datzelfde jaar nog op 23 september overleed trouwens al hun eerste priorin, Anna-Margaretha van de Heilige Drieëenheid.
Ondanks de moeilijkheden eigen aan iedere nieuwe stichting, besloot haar opvolgster zuster Jeanne de Saint-Joseph le Castelain (1640-1666) in 1641 een zusterklooster van Engelse Sepulchrienen op te richten, waarvoor ze twee Engelse postulanten als toekomstige stichteressen aannam.
Samen met deze postulanten stond het moederhuis te Luik nog twee andere zusters af. Zo steeg in 1643 het aantal geprofesten tot zes en moest de priorin op zoek naar een geschikter verblijf.
De prins-bisschop, hieromtrent geraadpleegd, gaf haar toestemming nieuwe gebouwen op te richten en zich in de toekomst met onderwijs bezig te houden.
Het kapittel van Onze-Lieve-Vrouw van Tongeren stemde hier ook mee in op 20 januari 1645.
Na die goedkeuring kon de priorin zich toeleggen op de uitbreiding van het klooster, gebruikmakend van de bruidschat van de medezusters en verscheidene giften.
Het klooster werd via diverse aankopen uitgebreid en besloeg tenslotte de hele oppervlakte tussen de Corversstraat en de Wijngaardstraat en strekte zich naar de andere zijde uit tot nagenoeg de Koolkuil.
In 1660 werd de bouw van de kerk met sacristie aangevat, maar de voltooiing werd sterk vertraagd door diverse militaire bezettingen (Hollandse Oorlog 1672-1678) en door het Franse garnizoen van Maastricht dat in november 1673, na verdrijving van de Luikse compagnies, zich te Tongeren aan plunderingen overgaf waar ook dit klooster niet aan ontsnapte.
Bij de stadsbrand in augustus 1677 bleef het klooster gespaard, maar door de algemene ontreddering van de stadsfinanciën genoot het klooster met zijn vijfentwintig leden maar een bescheiden inkomen.
De bloeiperiode met talrijke roepingen was onherroepelijk afgesloten. Geldleningen moesten de voltooiing van het gebouwencomplex mogelijk maken.
Oorlogen en het jarenlang aanhoudend doortrekken en huisvesten van duizenden soldaten brachten geen verademing. Na de Slag van Lafelt op 2 juli 1747 werd ook hun kerk gebruikt voor het onderbrengen van zieke en gekwetste soldaten.
Deze triestige periode leidde bij de zusters tot een groot financieel tekort. Om dit te dekken, kregen ze op 15 december 1751 van de vicaris-generaal de toelating om goederen van de hand te doen.
Maar ook dit kon niet meer baten. Giften en jaargetijde-stichtingen bleven schaars en de kloosterroepingen verminderden door de veranderende tijdsgeest.
De Luikse Omwenteling, gevolgd door de Franse Revolutie, betekende het einde voor de Sepulchrienen te Tongeren.
Alhoewel zij aanvankelijk gespaard bleven van de opheffing van hun klooster omdat ze onderwijs verstrekten (de zusters waren ondertussen overgegaan op seculiere klederdracht), kwam er op 25 november 1797 een nieuwe wet, die ook onderwijsinrichtingen trof.
Einde maart, begin april 1798 werd de inventaris van het Heilig Grafklooster opgemaakt en kregen de acht overgebleven zusters het bevel het klooster binnen de vierentwintig uur te verlaten. Het gebouw werd onder bewaking gesteld van Jan-Lodewijk Gerrits.
Op 12 mei 1798 werd het klooster verkocht aan Jozef van Hamont. Er werd een tuin aangelegd. Het goed werd geërfd door de familie de Tiecken, die de kerk en het klooster in 1825 liet afbreken.
Op het terrein bevindt zich nu de school voor buitengewoon secundair onderwijs SIBBO Tongeren.
CEYSSENS, J. Jan van Abroek, hervormer van de kloosters der kanunniken van het H. Graf en stichter der Sepulchrienen in het bisdom Luik (1440?-1520), in : Limburg, 4, 1922, p. 107-136, 157-160 en 192-197.