Identificatie
Referentie code
Titel
Datum(s)
- 1677-1797 (Vervaardig)
Beschrijvingsniveau
Archief
Omvang en medium
3 nummers
Context
Naam van de archiefvormer
Institutionele geschiedenis
archiefbewaarplaats
Geschiedenis van het archief
De recluse “Sancti Johannes” duikt voor het eerst op in 1258 in een testament, waarin een zekere “Grite” wordt vermeld als eerste kluizenares.
De kluis was gelegen op het kerkhof van de Sint-Janskerk, aan de zuidkant tegen het koor. Op deze plek staat nu de pastorij.
Deze kluis was echter geen kluis in de echte zin van het woord, maar veeleer een slotklooster, bewoond door binnen- en buitenzusters die in de zestiende eeuw de regel van de Derde Orde van Sint-Franciscus aanvaardden.
Iets lager gelegen stond ook het Kwezelenhuis, waarschijnlijk een overblijfsel van de eerste kluis of een ander Derde Ordeklooster.
De kluis van Sint-Jan hoorde toe aan de stad en het is dan ook de stadsmagistraat die aan een niet bij naam genoemde kluizenares toelating gaf op 14 september 1502 om haar intrek te nemen. Dit op voorwaarde de kluis te herstellen en te onderhouden.
Over tussentijdse bewoners of bewoonsters is niets bekend.
Op 26 augustus 1591 vinden wij wel in de archieven een aanvraag van Hugo Militis terug, gericht aan het OLV-kapittel van Tongeren, om de kluis te mogen betrekken. Dat wordt hem ook toegestaan.
In 1604 heerste te Tongeren een pestepidemie. De zusters van het gasthuis van Sint-Jacobus weigerden de zieke burgers te ontvangen en beweerden dat hun hospitaal alleen was opgericht voor verzorging van zieke pelgrims en minderbedeelden.
De stadsmagistraat deed dan maar noodgedwongen een beroep op een grauwzuster uit het klooster van Sint-Truiden en schonk haar de kluis.
Zij mocht ook novicen in dienst nemen voor ziekenverzorging.
De eerste grauwzuster werd in april 1604 Martine Goessens, die in 1611 naar Sint-Truiden zou terugkeren. De stad stond in voor haar onderhoud en zij bekwam ook een jaarwedde.
Bij een nieuwe pestepidemie in 1669, veroorzaakt door vreemde troepen, deed de stadsmagistraat opnieuw een beroep op de orde van de grauwzusters, en dit na weeral een weigering van de prior en zusters van het Sint-Jacobusgasthuis om zieken te verzorgen.
Ditmaal kwamen zes grauwzusters (zij droegen asgrauwe kleren) van het klooster te Diest ter hulp en namen hun intrek in de kluis van Sint-Jan.
Een huis gelegen nabij de oude kluis en het kerkhof werd aangekocht en bemeubeld.
Zij moesten alle zieke burgers verzorgen, behalve syfilislijders en melaatsen.
De grauwzusters werden geloofd om hun offervaardigheid en kennis voor het oppassen en verzorgen. Hun betaling gebeurde met kost en drank.
Als dank verwierven ze een beemd langs de Blaarstraat.
De zusters zouden zich tot aan de opheffing van hun klooster in 1796 alleen bezig houden met het oppassen van zieke burgers en gewonde soldaten. Ze bewezen grote diensten bij andere rampen, oorlogstoestanden en besmettelijke ziekten die Tongeren troffen (o.a. bij de brand van Tongeren in 1677, de Slag van Lafelt in 1747, …).
In 1730 vroegen nochtans de overgebleven zusters van de kluis, achter het koor van de Sint-Janskerk, om zich te mogen verenigen met het in 1425 gestichte klooster van Sint-Clara. Dit werd hun in 1732 toegestaan door prins-bisschop Joris-Lodewijk van Bergen en in 1734 stond deze ook toe dat de zusters van Sint-Clara afstand deden van de kluis ten voordele van de stad. De stad ging er een weeshuis in vestigen. Dat gebeurde nog hetzelfde jaar. Als eerste directrice werd Anna van Limmertingen benoemd.
Dankzij verscheidene weldoeners ontving dit stedelijk weeshuis een aantal belangrijke legaten en op 18 november 1744 vermaakte de rijke burger Jacob Festjens per testament zijn volledig onroerend bezit aan het weeshuis. Vandaar ook de latere benaming “Weeshuis Festjens”.
In 1796 (Franse Revolutie) trof de wet op de Afschaffing van Kloosters en Geestelijke Huizen ook het klooster van de Grauwzusters en de Zusters van Sint-Clara die beiden behoorden tot de Derde Orde van Sint-Franciscus (de Zusters van Sint-Clara te Tongeren zijn niet dezelfden als de Zusters Clarissen die zich niet met ziekenzorg inlieten).
Door onachtzaamheid werd er geen gebruik gemaakt van de wet, die Onderwijs en Ziekenzorg aan de kloosters toestond.
Franse soldaten plunderden het klooster alsook de ziekenzaal en de kapel.
De zusters werden in november 1796 verdreven en hun klooster verbeurd verklaard en als kerkelijk goed te koop aangeboden. De koper kreeg het goed toegewezen op 2 april 1797 voor de som van zesduizend franken.
Het pand werd verbouwd tot schouwburg en werd achtereenvolgens orgelfabriek en pakhuis. Nog later moest het klooster plaats maken voor woningen.
REMANS, G. Twee Franciskaanse instellingen te Tongeren. II. De Grauwzusters, in : Bulletin de la Société Scientifique et Littéraire du Limbourg, 43, 1929, p. 83-94.