Actum anno gratiae M°CC° tricesimo quinto, in crastino apostolorum Symonis et Judae - De deken en het kapittel van Tongeren stellen een minzame schikking tussen Daniel de Mulkin en Egidius, zijn zoon, milites (1) enerzijds, en het Sint-Jacobsgasthuis anderzijds, op. Eerstgenoemden bezaten 4 bunder leengrond van de Luikse kerk onder Offelken (2) ; het gasthuis hield die grond in pand tegen 12 Luikse marken ; de vader van Daniel, die in de kapel van gezegd gasthuis begraven lag, had die 12 marken ongeveer 40 jaar tevoren aan het gasthuis gelegateerd. De broeders beweerden nu dat hij de 4 bunder geschonken had en dat bedoelde 12 marken op de molen van Blale (3) belast waren. Volgende schikking werd getroffen : het hospitaal geeft 6 1/2 Luikse ponden van Daniel en Egidius. Daniel draagt de 4 bunder over aan zijn zoon Egidius, die ze tegen een jaarlijkse cijns van 1 stuiver aan het gasthuis geeft. Worden vermeld : Hermannus de Hamale (4), Henricus de Authulle (5) en Walterus de Betue (6), milites en leenmannen van