Waar Sluizen een filiaal was van de kerk van Mal, was Koninksem een dochterkerk van de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Tongeren. Begever van de kerk, toegewijd aan Sint-Servaas en bediend door een rector, was de proost van Tongeren. Het kapittel bezat er de grote tienden, terwijl Maastricht recht had op de kleine tienden. De kerk had geen dooprecht en de nieuwgeborenen moesten dan ook in Tongeren gedoopt worden en dit tot aan de Franse Revolutie. In die tijd trok ook jaarlijks op de eerste van de zogeheten “kruisdagen” voor het feest van Hemelvaartsdag, de processie van Tongeren naar Koninksem, waar een kanunnik van het kapittel de mis opdroeg. Daarna trok men in processie naar het rustaltaar onder de eeuwenoude linde van Widooie en keerde dan weer terug naar Tongeren. De volgende dag, steeds een dinsdag, kwam Henis aan de beurt en op woensdag Berg.
Op 2 november 1803 werd Koninksem een zelfstandige parochie, samen met het gehucht Offelken, dat echter drie jaar later weer werd afgescheiden. De romaanse kerk werd in 1851 afgebroken en vervangen door de huidige. De kapel van Offelken bestond reeds in de 12de eeuw en werd in 1205 bediend door een rector. Hij moest er elke week één mis opdragen, mocht huwelijken inzegenen en de doden begraven, maar geen doopsels toedienen. In het begin van de 18de eeuw verkeerde de kapel in erbarmelijke staat en in 1715 werd dan ook beslist ze af te breken en te vervangen door een nieuwe kapel. Het werd een zwaar bakstenen gebouw in de vorm van een zeshoek en leunde aan tegen het vroegere koor.